GSD4
GSD4 is een afwijking waarbij suikers (glucose) niet op een juiste manier worden opgeslagen in het lichaam. Bij gezonde katten worden suikers opgeslagen als glycogeen dat meteen vrij kan komen wanneer er energie nodig is bij inspanning. Glycogen Branching Enzyme (GBE) is het enzym dat hierbij betrokken is. Bij katten met GSD 4 is dit enzym niet aanwezig: Glycogeen stapelt zich op in myocyten, hepatocyten en neuronen. Katten met GSD 4 leven maximaal 5 maanden waarna ze sterven.
GSD 4 komt in het bijzonder voor bij de Noorse Boskat het is daarom als cattery belangrijk op deze erfelijke aandoening te testen voor een dekking. GSD4 kan gelukkig DNA getest worden en zo weet men of zijn of haar kat de ziekte bij zich draagt. De test hoeft maar eenmaal gedaan te worden, omdat het om een DNA test gaat. Wanneer beide ouders vrij zijn bevonden zullen al hun kittens dit ook zijn en deze hoeven dan ook niet getest te worden. Wordt een drager aan een niet drager gepaard, dan zullen de kittens wel getest moeten worden. Voor de test kan men met een swab wangslijm afnemen, of er kan bloed worden afgenomen.
Een drager van de ziekte zal de ziekte voor 50% aan zijn of haar nakomelingen doorgeven. De dragers zijn zelf echter helemaal gezond en gaan er dus ook niet aan dood. Wanneer twee dragers met elkaar gepaard worden, zal 25% van de kittens de ziekte hebben en zij zullen vaak vlak na de geboorte overlijden. Is dat niet het geval zullen ze alsnog in de eerste dagen of voor een leeftijd van 14 maanden alsnog overlijden.
GSD 4 komt in het bijzonder voor bij de Noorse Boskat het is daarom als cattery belangrijk op deze erfelijke aandoening te testen voor een dekking. GSD4 kan gelukkig DNA getest worden en zo weet men of zijn of haar kat de ziekte bij zich draagt. De test hoeft maar eenmaal gedaan te worden, omdat het om een DNA test gaat. Wanneer beide ouders vrij zijn bevonden zullen al hun kittens dit ook zijn en deze hoeven dan ook niet getest te worden. Wordt een drager aan een niet drager gepaard, dan zullen de kittens wel getest moeten worden. Voor de test kan men met een swab wangslijm afnemen, of er kan bloed worden afgenomen.
Een drager van de ziekte zal de ziekte voor 50% aan zijn of haar nakomelingen doorgeven. De dragers zijn zelf echter helemaal gezond en gaan er dus ook niet aan dood. Wanneer twee dragers met elkaar gepaard worden, zal 25% van de kittens de ziekte hebben en zij zullen vaak vlak na de geboorte overlijden. Is dat niet het geval zullen ze alsnog in de eerste dagen of voor een leeftijd van 14 maanden alsnog overlijden.